De jacht op... de laatste vlinder!

De jacht op... de laatste vlinder!

 

Het gaat niet goed. Oh nee, met mij gaat het wel, maar niet met de kriebelbeestje, de insecten, de kleine fladderaars en stekertjes. Ze lijken massaal te verdwijnen. Althans volgens de bladen en gerespecteerde deskundigen. En dat is best verontrustend.

 

Al ervaar ik dat zelf nog niet zo, maar er liggen wel harde cijfers op tafel. 75 procent van de insecten zijn verdwenen in een kwart eeuw tijd.

Een zorgwekkend tekort aan insecten dus. Maar waarom ervaar ik dat zelf (nog) niet als zodanig?

 

Hoezo tekort?

 

Een aantal weken geleden heb ik wat ondersteuning geleverd bij een of ander interview. Ik kon amper mijn auto kwijt, omdat alle bomen op de parkeerplaats waren gemarkeerd met “Pas op – eikenprocessierupsen”. Rood-witte linten bakenden duidelijk de helft van de grote parkeerplaats af. Waar ik ook keek, in de oksels van de stammen waren complete populaties rupsen bezig met… ja, met wat eigenlijk? Maar het waren er veel. Héél veel.

 

’s Ochtends vroeg al lek geprikt door de mug. Met deze familie heb ik al ruime ervaring en zeker in dit gebied van water en riet zijn ze rijkelijk aanwezig. Je kunt hun aanwezigheid ook echt gewoon voelen soms.

Gedurende het interview heb ik me bezig gehouden met het besturen van een fluisterbootje. Een groot aantal libellen, vlinders en ander gevleugelde organismen vergezelden ons gedurende de dag. Ook hier heb ik niet echt het idee dat er een tekort aan was.

 

Toen ik aan het eind van de dag de auto op de oprit van mijn huis zette en uitstapte, zag ik een mierensnelweg 12 rijen dik. Ze waren van alles heen en weer aan het slepen. Bedenkelijk zag ik dit allemaal aan. Hier leek ook al geen tekort aan helpende handjes te zijn. Maar hoe zit dat dan met dat verdwijnen van de insecten?

 

Nuance

 

Ik pak de bladen en de onderzoeken er bij en begin te lezen. Het ligt toch wat genuanceerder dan ik gedacht had.

Het grootste probleem is het meest verwoestende levende wezen op aarde. De mens.

 

In het groot zijn de moderne landbouwgebieden debet aan het verdwijnen van de insecten en vogels. Voornamelijk door de manier hoe de landbouw bedreven wordt. Door het verdwijnen van de toch al zo met pesticiden doordrenkte bloemen en het leefgebied voor de insecten blijft er maar weinig ruimte over voor de bijen, hommels en andere bestuivende insecten.

 

In het klein draagt de mens individueel ook bij aan het verdwijnen van de insecten. Een groot deel van tuinen bij woningen zijn zodanig ingericht dat je op de terrassen prima je tuinset neer kan zetten en als het even kan ook nog een flinke barbecue.

Heggen, gras en kleine vijvertjes, je ziet ze steeds minder.

 

Natuurfotograaf zonder model, kan dat wel?

 

Zittend aan een picknicktafel bij het bezoekerscentrum van de Gesteentetuin in de Noordoostpolder werk ik aan deze column. Om mij heen gonst het gelukkig nog van de hommels, de bijen en, bij mij wat minder populair, de muggen.

 

Als het onderzoek klopt en de insecten zijn terrein aan het verliezen, wat betekent dit dan voor de natuurfotograaf? Oké, een landschap met bergen en een prachtige voorgrond vol met planten en bomen is één ding. Die duizenden beestjes groot en klein zie je amper of zelfs helemaal niet. Ze doen niets af of voegen niets toe aan je compositie. Maar met het verdwijnen van die duizenden beestjes verdwijnen uiteindelijk ook die prachtige planten en bomen.

 

Maar wat nu als je met macro- of detailfotografie bezig bent en er echt geen insecten meer te vinden zijn? Zo’n prachtige dagpauwoog of een citroenvlindertje die even komt buurten op een klaproos? Een enorme hommel die een bloem doet doorbuigen, omdat meneer zo nodig ergens moet zitten? Wat dacht je van al die mooie foto’s van libellen, juffers en vlinders? Ik zie ze maar wat graag voorbijkomen op sociale media en in de tijdschriften.

Voor het fotograferen van mensen kun je tenminste nog een beroep doen op een modellenbureau. Je kunt daar tegen betaling mooie exemplaren uitzoeken die je dan op alle mogelijke en artistieke manieren tegen een achtergrondje zet en vastlegt.

 

Insecten kennen een dergelijk bureau natuurlijk niet. Alhoewel… Ik staar voor mij uit en zie aan de andere kant van het veld een insectenhotel annex Insecten-modellenbureau.

Ik pak mijn camera en loop er heen. Aangekomen bij dit bouwwerk krijg ik toch de kriebels. In het hele hotel is geen insect te bekennen. Is dit normaal of is het echt vijf voor twaalf?

 

Moeten we ons echt zorgen gaan maken over de insecten? Niet alleen als (natuur)fotograaf, omdat je straks je modellen alleen maar in een beschermde omgeving kunt gaan vastleggen, maar ook wereldwijd?

 

Natuurfotografen verenigt u!

 

Om er voor te zorgen dat wij binnen afzienbare tijd niet in ‘insectenhutten’ moeten gaan zitten om insecten in terraria te fotograferen moet er echt wat gebeuren.

 

Als natuurliefhebbers kunnen we hier ook niet omheen. Veel kleine dingen kun je zelf doen. Zelf het voortouw nemen. Bijvoorbeeld bloemen planten, een bijen- of insectenhotel maken of plaatsen en minder maaien. Ik laat bij mij thuis zelfs het onkruid al welig tieren. Mijn zoon is bezig met een eigen insectenhotel. Het is vijf voor twaalf, maar nog niet te laat!