De vuurtorenwachter van Schokkerhaven

 

Het is koud en guur. De sterren schitteren aan de hemel, maar dat is soms niet zichtbaar door de sluierbewolking. Het is stil. Alleen de wind laat zich af en toe horen maar vooral voelen. Het vriest en het is 2 uur ’s nachts. Ik loop met volle bepakking over de drassige, wat bevroren vlakte van Schokkerhaven.  Een haven wat vele jaren geleden een welvarend en drukke plaats was.

 

Meerpalen, de lantaarns aan het eind van de haven, de vuurtoren en het huisje zijn overgebleven als bakens van een roerige tijd. Alles gehuld in het duister. Geen licht behalve die van de sterren begeleiden mij op het pad.

 

Terwijl ik rondkijk en mijn ogen langzaam wennen aan het donker, zie ik een schim langs het slecht verlichtte raam op de bovenverdieping van het huisje. Ik schrik even op.

Hmm vreemd. Wie zal daar zijn? Deze plaats is verlaten en een speelbal geworden van tijd en ruimte. En vooral onkruid…

 

De Schim.

 

Ik blijf een tijdje staan kijken of ik de schim nogmaals langs het raam voorbij zie komen. Mijn ogen beginnen flink te wennen aan het donker, maar de kou begint mijn te dwingen verder te gaan. Langzaam draaide ik me om en begin het dijkje verder af te dalen.

Achter mij hoor ik zacht kettingen rinkelen. Snel draai ik me om en begin me wat ongemakkelijk te voelen.

Weer de schim langs het raam! Ondanks de kou begin ik wat angstzweet te ontwikkelen.

Er klinkt wat gestommel uit het huisje. Weer kettingen en een helse kreet.

Ik draai me weer om en loop en stukje door. Achter een meerpaal en zo uit de wind en uit het zicht van de schim blijf ik staan. Mijn nieuwsgierigheid begint op te spelen. Meestal belooft dat niet veel goeds.

 

Voorzichtig en zonder een geluid te maken haal ik mijn tas van de rug en zet ik mijn driepoot neer. Af en toe blik ik richting het huisje. Kettingen blijven rinkelen en af en toe een helse gil. Kippenvel trekt langs mijn rug naar boven en ik voel mijn adrenaline stijgen.

 

De deur wordt krakend opengegooid en een schim loopt naar buiten. Kettingen rinkelen en ik zie de schim door het hek naar de vuurtoren lopen. Met in zijn hand een fles en in de andere hand een lantaarn met een rare vorm van licht erin. Als vanzelf stel ik de camera op en stel scherp.

Gerochel, gerinkel en gegil gaan door merg en been en de schim zet de fles op de rand van het hek, wankelt wat en houdt de lantaarn omhoog. Een helse schreeuw klonk. Daarna ontbrandde de vuurtoren en gaf een zwak doch indrukwekkend licht.

Gauw maak ik een paar foto’s met de zelfontspanner. Zonder mijn ogen van het gebeuren af te houden. De schim had de lantaarn vast maar het licht in de lantaarn zelf was uit. Het lijkt zich verplaatst te hebben naar de vuurtoren.

 

De schim pakte de fles en liep weer naar de voordeur. Met een klap gooide hij de deur dicht. Het rinkelen van de kettingen wordt vager en van het gegil was nauwelijks nog iets te merken.

 

Als aan de grond genageld kijk ik naar de vuurtoren en overdacht het tafereel wat ik zojuist gezien had.

“What the…”  Met grote ogen sta ik zo vijf minuten voor mij uit te kijken. Langzaam kwam ik weer tot bezinnen. Ik pak gauw mijn spullen in en bekijk de enige foto’s die op het kaartje stonden.

 

Weg.

 

Hoe kan dit?  De vuurtoren brand op de foto. Oké, dat is één ding, maar de schim met zijn lantaarn en de fles op het hek… die waren nergens te bekennen!  Hoe is dit mogelijk. Ik heb het toch zelf gezien? Ik ben toch niet gek? Ik scroll door alle foto’s heen, maar op geen enkele is bewijs terug te vinden van wat ik zojuist heb meegemaakt.

 

Een enorme ijzingwekkende lach galmt door de nacht. Met de camera in de hand kijk ik met angstige ogen naar het raam op de bovenverdieping. De schim beweeg zich snel achter het raam.

Ik pak de spullen op en houd het voor gezien. Beduusd en in de war over datgene wat ik zojuist meegemaakt heb ga ik met een grote boog om het vervloekte huisje en vuurtoren heen.

 

Ik heb er flink de pas in en wanneer ik het gevoel heb op veilige afstand te zijn, draai ik me om. De vuurtoren brand nog en in het raam op de bovenverdieping zie ik de schim met twee rode ogen mijn aankijken. Een enorm angstaanjagend gelach gaat daarbij gepaard.

 

Ik weet niet hoe snel ik de auto moet bereiken. Eenmaal de auto bereikt word ik wat rustiger en ruim de spullen in de achterbak. Ik ga achter het stuur zitten en laat alles de revue nogmaals passeren maar kan geen verklaring vinden voor wat er gebeurd is.

Nogmaals bekijk ik de foto’s. He?  Op de foto’s brand de vuurtoren nu ook niet meer!

Ik kijk in de achteruitkijkspiegel en zie het huisje en de vuurtoren.

 

Ook de vuurtoren brand niet meer…

 

Ik start de auto en rij weg. De donkere nacht in.

 

 

 

Commentaren: 3
  • #3

    Henk Muijs (donderdag, 15 februari 2018 19:55)

    Geweldig! Maar volgens mij zijn die nachtelijke tochten niet gezond. Of wordt de thermoskan met meer dan koffie gevuld? �

  • #2

    Pedro (donderdag, 15 februari 2018 17:50)

    Weer n topverhaal!!

  • #1

    Johan van der Wielen (donderdag, 15 februari 2018 14:10)

    haha wat geweldig.... ik heb een aanschietend licht van de vuurtoren en hij een schim... wat een avonturen hebben we beleefd in de nacht ;-)